Het is niet altijd eenvoudig om een Arbocatalogus positief getoetst te krijgen door de Nederlandse Arbeidsinspectie. Toch doe ik er zelf nog steeds mijn stinkende best voor. En dat heeft meerdere redenen.
Zoals we allemaal weten, staat onze Arbowet- en regelgeving bol van de doelvoorschriften. Er moet bijvoorbeeld ‘voldoende’ verlichting zijn en werknemers moeten ‘doeltreffend’ beschermd zijn tegen gevaarlijke stoffen. Vroegâh was er meer uitgewerkt in de regelgeving. Toen stond er bijvoorbeeld in dat ‘5% van het vloeroppervlak aanwezig moest zijn in de vorm van daglichtopeningen’. Op zich zijn er nu natuurlijk ook nog NEN-normen en A-bladen waar dat soort dingen in staan en kun je (moet je) in de RI&E onderbouwen dat het in jouw situatie goed genoeg is geregeld, maar voor de individuele bedrijven is dat ingewikkeld, tijdrovend en duur.
Geen dubbel werk
Als branche kun je de doelvoorschriften uitwerken in concrete maatregelen. Zeker als de werkzaamheden en werksituaties in verschillende bedrijven vergelijkbaar zijn. Zo zou je met zijn allen kunnen afspreken dat een gangpad in een schuur met 100 lux voldoende verlicht is en dat we de vloer in werkplaatsen alleen nog maar met een industriële stofzuiger zuigen. Door branche-afspraken te maken, neem je werk van individuele bedrijven uit handen. Bovendien kun je die branche-afspraken voor bedrijven uit de branche (maar liever nog voor iedereen) gratis toegankelijk maken. Met alleen branche-afspraken ben ik al blij, maar als ze omgezet worden naar een Arbocatalogus ben ik toch nog een beetje blijer.
Werkgevers en werknemers betrekken
Eén van de voordelen van een Arbocatalogus is dat bij het opstellen ervan zowel werkgevers als werknemers vertegenwoordigd zijn. Dit is verplicht, anders wordt het nooit een Arbocatalogus. De sociale partners hebben een gezamenlijk doel: mooie producten of diensten maken zonder dat daarbij letsel of gezondheidsschade ontstaat. Die paritaire aanpak is belangrijk. Als het alleen een feestje van de werkgevers zou zijn, dan zou dit zomaar kunnen leiden tot goedkope, gedragsafhankelijke maatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen. Met werknemers aan tafel is de werkbaarheid van maatregelen beter geborgd en zou er ook net even beter gelet kunnen worden op de veiligheid en gezondheid. Voor ik tegen schenen aanschop: de verschillen zijn veel minder extreem in branches waar goedwillende partijen om tafel zitten. Maar in de praktijk zie ik wel dat de samenwerking tussen werkgevers en werknemers zorgt voor betere maatregelen in branche-afspraken.
Geen discussie op de werkvloer
Maar goed, je zou er nog steeds voor kunnen kiezen om de wetgeving voor een branche te concretiseren in paritaire afspraken, zonder er een catalogus van te maken. De A-bladen van de bouw zijn het bewijs dat het kan. Het enige wat dan mist, is de toetsing door de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA). Als een bedrijf de maatregelen uit een getoetste Arbocatalogus volgt, dan is er in ieder geval geen discussie meer tussen een individueel bedrijf en een individuele arbeidsinspecteur. De branche heeft het werk al gedaan. Dat is vaak het argument waardoor branches met Arbocatalogi aan de slag gaan.
Een hogere lat
Maar het weghalen van de discussie op de werkvloer is in mijn ogen niet de grootste winst van een getoetste Arbocatalogus. Als een branche bij het maken van afspraken geen arbospecialist inschakelt, dan zorgt de toetsing door de NLA ervoor dat de maatregelen ambitieuzer zijn en van een hoger niveau. Als een branche afspreekt dat je bij het vullen van zakken met poeders altijd adembescherming met een P3-filter gebruikt, dan zwaait de arbeidsinspectie waarschijnlijk direct met de arbeidshygiënische strategie. Dit kan een niveautje hoger! Kan deze handeling geautomatiseerd worden? Hebben we die stof nodig? Waar is de bronafzuiging?
Nogmaals, dit zijn opmerkingen die arbospecialisten ook zullen maken, maar die worden niet bij alle branches ingeschakeld. Dan is het onafhankelijke en strenge oog van de NLA nodig om de lat hoog te leggen.
Branches haken af
De laatste jaren lijken branches af te haken. Ze maken liever branche-afspraken of praktijkhandleidingen dan Arbocatalogi. Dat heeft alles te maken met het moeizame en tijdrovende toetsingsproces. Maatregelen worden niet heel makkelijk goedgekeurd. Soms omdat de branche de lat niet hoog genoeg had gelegd, maar er zijn meer problemen. Maatregelen die bij de ene catalogus goedgekeurd worden, worden bij een andere afgekeurd. Soms omdat verschillende NLA inspecteurs niet op dezelfde wijze toetsen, soms omdat er voortschrijdend inzicht is. De juridisch noodzakelijke speurtocht naar de juiste artikelnummers (welk wetsartikel wordt met deze maatregel nu eigenlijk uitgewerkt) is een lastige. Het blijkt dat we niet overal een artikel voor hebben, of dat de interpretatie door verschillende partijen anders is. En iedereen heeft het druk, wat de voortgang tegenwerkt. Al met al kunnen toetsingstrajecten zomaar twee jaar duren en kun je nog steeds zonder stempeltje eindigen.
Het tij keert
Ik heb het gevoel dat het tij alweer wat aan het keren is. Er lijkt meer overleg mogelijk tussen toetser en branche. Er lijkt meer consensus tussen toetsers onderling. Het lijkt erop dat toetsers wat vaker het lef hebben om het juridische zwaard dat boven afspraken hangt (een beetje) te negeren. Deze ontwikkelingen maken het toetsingsproces makkelijker, maar vooral ook beter. Maar deze ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als we onthouden dat we allemaal hetzelfde doel hebben: we willen helderheid over wat nu eigenlijk veilige en gezonde omstandigheden zijn.
Voordelen
Lang verhaal kort: Ik hoop dat we met zijn allen ons best blijven doen om Arbocatalogi te blijven maken. Ze nemen werk uit handen van ondernemers, zorgen voor werkbare maatregelen en leggen de lat een stukje hoger.